A  B
 C  D
 E  F
 G  H
 I  J
 K  L
KAA
KAB
KAL
KAS
KE
KER
KI
KLA
KLI
KN
KO
KOM
KOO
KRA
KRO
KW
 M  N
 O  P
 Q  R
 S  T
 U  V
 W  X
 Y  Z

kiëjs

zn (een), mv: kiëjze - verklw: kiëjzeke (e)

1. Scheut van een plant.

Petattekiëjze = scheut(en) uit het oog van een aardappel.

Sonjakiëjze = sojascheuten.

 

kiekebeüst

zn (een), mv: kiekebeüste - verklw: kiekebeüsje (e)

1. Borst van een kip, zacht en beenloos stuk vlees van de kip, kipfilet.

Mëj e pââr kiekebeüste[n] ëmme wèlle goe geete, èn da's goejekooëper as bustëk. = Een paar kippenborsten volstaan om ons te verzadigen, en dat kost stukken minder dan biefstuk.

 

2. Kippenborst, misvorming van de borstkas van een mens.

Ge moet naa ni derëkt oemzien ë, mââ dââ komt da vèntsje më zen kiekebeüst zjeüst binne. = Je moet je nu niet onmiddellijk omdraaien om te kijken, maar daar komt net dat mannetje binnen met het vooruitstekende borstbeen.

 

kiekele

ww, verv: kiekel - kiekelde - gekiekeld

1. Loeren, afkijken, bespieden, spieken.

Zitte dââ naa wee te kiekele, vë te weete wa da 'k ik oep da papier ëm ingevuld? = Zit je weer stiekem te spieken, om zo te weten wat ik heb ingevuld op het formulier?

 

kiekeliëjr

zn (een), mv: kiekeliëjre - verklw: kiekeliëjreke (e)

1. Letterlijk een kippenladder, een plank met een aantal dwarslatjes zodat de kippen makkelijker in het hok kunnen.

As de kiekes oep stok zèn, ââl ekik miëjstal de kiekeliëjr wëg vë dat er giëjn ratte[n] in 't kiekekot zaa kunne. = Als alle kippen op stok zitten, haal ik gewoonlijk de kippenladder weg zodat de ratten niet in het kippenhok zouden komen.

 

2. Figuurlijk de score van een partij die altijd verliest bij een serie spelletjes zoals het kaarstspel. Deze score bestaat dan uitsluitend uit horizontale streepjes onder elkaar om de nulscore aan te duiden.

'k Zèn gâân zien nââ de kââters in den Bara. De ploeg van de Sôô eïj vandââg giëjneniëjne slag oepgeült want z'aa altij een kiekeliëjr oep't bèddeke stâân. = Vandaag ben ik in café Bara naar het kaartspel gaan kijken. De ploeg van Frans is er vandaag niet in geslaagd om ook maar één slag binnen te halen, want ze hadden elke keer uitsluitend nulscores op de lei staan.

 

 

kiekenbisj

zn (ne), mv: - verklw: kiekenbisjke (e)

1. Letterlijk: kippenvlees.

Ie së! Moeke[n] eïj kiekenbisjke gemokt. = Kijk hier: je mama heeft kip klaargemaakt.

 

2. Wordt normaal gebruikt om aan te duiden dat iets bijkomstig is, dat het niet veel te betekenen heeft.

Më[j] oeveel komde gèlle[n] eete? Më drij joenges èn twiëj maskes, mââ de klènste ... da's kiekenbisj! = Met z'n hoevelen komen jullie eten? Met drie zonen en twee dochters, maar de kleinste moet je niet echt meerekenen.

Zie ook: bisj.

 

kiekestront

zn (de), mv: -

1. Letterlijk: kippenstront, kippendrek, kippenmest.

A g' aave[n] of miëjr wilt lââte[n] oepbringe, kund'er missching ës kiekestront oep doen? = Als je meer opbrengst van je (groenten)tuin wil hebben, kan je misschien eens bemesten met kippenmest?

 

2. Figuurlijk: van alles door elkaar, een bonte mengeling, een allegaartje.

Da's ni 't iëjn of 't ander, mââ van alles onderiëjn. Allee ... kiekestront, ë! = Het is het ene noch het andere, maar van alles bij elkaar. Een allegaartje, dus!

 

kiekevliëjs

zn (et), geen mv.

1. Kippenvel, gevoel dat men heeft bij sterke emoties zoals bij het horen van muziek of als men schrik heeft en waarbij de huid samentrekt. Dat ziet er dan uit als het vel van een geplukte kip. Wordt ook algemeen gebruikt als men koude rillingen krijgt.

Ëlke kiëj as ek in de kërrek de Broïjloftsmarsj ooër, krij[k] ik kiekevliëjs! = Elke keer als men in de kerk de Bruiloftsmars speelt, krijg ik kippenvel!

'k Aa te lank in 't kaat wââter gezwomme: men lippe zââge[n] iëjlemââ blaat èn 'k aa kiekevliëjs. = Ik was veel te lang in het koude water blijven zwemmen: mijn lippen waren blauw gekleurd en ik had kippenvel.

 

 

kiekoest / kinkoest

zn (de), geen mv.

1. Kinkhoest, besmettelijke, met krampachtige hoestbuien gepaard gaande kinderziekte.

Vruuger wiere[n] alle kindere ingènt teege de kinkoest, mââ sërrewooreg doen ze da nemiëj. = Vroeger werden alle kinderen ingeënt tegen de kinkhoest, maar tegenwoordig doet men dat niet meer.

 

kiem

bijv nw, tvgl: kiem - kiemer - kiemst

1. Broos, gevoelig, vlug vuil, kwetsbaar.

Zooë wit stofke ës nogal kiem - zodde niks anders pakke? = Witte stof (voor kleren) wordt makkelijk vuil - zou geen andere kleur kiezen?

 

kiepedoo

zn (ne), mv: kiepedoos - verklw: kiepedooke (e)

Zie: kuupedoo.

 

kifkif

bijv nw, tvgl: -

1. Effen, gelijk, met afgeloste schulden, fifty-fifty.

Arrè! Ier ës aa duuzend frang! Na zèmme kifkif, zënne! = Hier heb je de laatste duizend frank! Nu ben ik je niets meer schuldig, hoor!

 

kimmelee / kummelee

zn (ne), mv: kimmelees / kummelees - verklw: kimmeleeke / kummeleeke (e)

1. Salto mortale.

Ne losse kimmelee lëgge. = Een saltosprong maken, sprong waarbij men opveert en over het hoofd rond draait, zonder daarbij de handen op de grond te steunen.

 

 

kindereüzze

zn (-), geen mv

1. Kinderachtigheid, naïeve streek, kinderlijke ondeugendheid.

Zèdde gij naa ne grooëte vènt? Mëj al die kindereüzze kan ek ik da moejelek gelooëve, joeng! = Beweer jij dat je een volwassen man bent? En dat met al dat kinderachtig gedrag? Haast niet te geloven, kerel!

 

kinneke

zn (et), =verklw, mv: kinnekes

1. Kindje, baby, peuter.

Klaan kinnekes gâân nââ de papschool èn grooëte joenges gâân nââ de joengesschool. = Kleine kinderen gaan naar de kleutertuin en grote jongens gaan naar het lager onderwijs.

Kom, gââ mââ më d'ander kinnekes speele, dèn zèn ekik ooëk een bëkke gerust! = Kom, ga maar gauw een beetje met de andere kinderen spelen, zodat ik ook wat kan rusten!

 

2. Pupil, zwart vlekje omkranst door de iris van het oog.

Ma'k ës in de kinnekes van aa[j] ooëge zien? = Mag ik je eens diep in de ogen kijken.

Âân de kinnekes van zen ooëge kinde zien dat em plezier eïj. = Aan het fonkelen van zijn ogen kan je zien dat hij geniet.

 

kinnekesbooët

zn (de), mv: -

1. Letterlijk: schip waarmee de babies afgeleverd worden. Dit is één van de manieren om aan kleine kinderen uit te leggen waar de babietjes vandaan komen, zonder op de echte voorlichting te moeten overschakelen.

Vandenacht eïj de kinnekesbooët bij tant'Arjët e klaa kozèntsje gebrocht! = Vorige nacht is tante Henriëtte bevallen van een klein neefje!

 

 

kippere

ww, verv: kipper - kipperde - gekipperd

1. Het doel verdedigen. [>Eng. to keeper]

Swa den Dammer moest alle zondââge gâân kippere, èn dèn aa diëj toch ooëk al iëjl de weïjk gewèrrekt. = François Van Dam (den Dammer) stond alle zondagen in het doel, en hij had tenslotte toch al heel de week gewerkt.

Zie ook: keepere.

 

2. Naar binnen werken of gooien, opeten op een schrokkende manier. [>Nl. kieperen]

E was veel te lâât oïjtgewëst èn e[n] aa zen ijge[n] ooverslââpe. Naa moet em zen booteramme më spëk nââ binne kippere of e[j] ës zen bus kwijt. = Hij was veel te laat op stap geweest en had zich verslapen. Nu moet hij zijn ontbijt naar binnen schrokken of hij komt te laat aan de bushalte.

 

kisjët

zn ('t), mv: kisjëtte - verklw: kisjëtteke (e)

1. Loket, deurvakje, doorgeefluik. [>Fr. guichet]

'k Moet tèmbers ëmme mââ dââ stââ wël dèttech man âân 't kisjët. = Ik heb postzegels nodig maar er staan zeker 30 mensen te wachten aan het loket.

 

 

kivief

zn (ne), geen mv

1. In de uitdrukking "oep zene kivief zijn": op zijn hoede zijn. [>Fr. qui vive] [>Nl. qui-vive]

Zè mââr oep aave kivief, as ge nââ't boïjteland vertrëkt! = Let maar goed op als je naar het buitenland gaat!

 

2: Figuurlijk: het bewustzijn, het bewust aanwezig zijn. [>Fr. qui vive] [>Nl. qui-vive]

'k Was më mene veloo gevalle, èn veu da'k goed èn wël oep mene kivief was, aa die smeïjrlappe men sjakosj gepikt! = Ik was met de fiets gevallen, en voor dat ik ten volle bij bewustzijn was, hadden die gemenerds mijn handtas gestolen!

 

kizze / kuzze

zn (e), mv: kizzes / kuzzes - verklw: kizzeke / kuzzeke (e)

1. Kussen, oorkussen. [>oud Fr. cussin]

E kizze[n] onder aave kop lëgge. = Een kussen onder het hoofd leggen.

Lëg[d] e kizze[n] onder aa gat, dèn zèdde greüter! = Als je op een kussen gaat zitten, zit je hoger.

'k Ëm nief kuzzes gekocht vër in mene fotël. = Ik heb nieuwe kussens gekocht, om in de zetel te leggen.

 

 

Laatste wijziging 12-06-2008 - Toevoegen afbeeldingen
10-05-2008 - Toevoegen afbeelding
23-02-2007 - Omzetting naar nieuwe stijl