|
uffraa zn (een), mv: uffraave - verklw: uffraake (een) 1. Juffrouw, jong meisje, jongedame. Meestal gebruikt als men een complimentje wil maken, vooral naar jonge meisjes toe om haar de indruk te geven dat ze volwassener lijkt dan ze echt is. [>Nl. juffrouw] Më[j] aa sondochs kliëjke ziede'r persies az'een ëcht uffraa oïjt! = Als je die zondagse jurk draagt, lijk je net een juffrouw. Klaan manne blijve ni klaan - Aale Margoo weürt al een ëchte uffraa. = Kinderen blijven niet klein - Jullie dochter Margot wordt al een echte jongedame.
utsekluts zn (den), geen mv 1. Rommel, boedel, allegaartje, mengelmoes, warwinkel, alles door elkaar gemengd (= geklutst). As g'aa oïjsuur ni beteült dèn zwier ek aa më[j] iëjl aaven utsekluts oep strâât! = Als je de huishuur niet betaalt, dan vlieg je met je hele inboedel de straat op! Boeverebaaver zèn ze më[j] iëjl eulen utsekluts nââ 't boïjteland vertrokke. = Overhaast zijn ze met have en goed naar het buitenland vertrokken.
|
Laatste wijziging | 24-02-2007 - Omzetting naar nieuwe stijl |