|
kasjpoo zn (ne), mv: kasjpoos - verklw: kasjpooke (e) 1. Sierbloempot. Hierin worden bakstenen of plastieken bloempotten geplaatst, die zo aan het oog worden onttrokken. [>Fr. cache-pot] 'k Zien geïjre kasjpoos in pozzelijn. = Ik hou van porseleinen sierbloempotten. A ge kasjpoos gebreükt, moet'oeppasse da g'aa plante ni verzeüpt. = Als je de planten in sierpotten zet, moet je opletten dat je ze niet té veel water geeft, dat er geen restwater blijft staan.
kas(se)rol zn (ne), mv: kas(se)rolle - verklw: kas(se)rolleke (e) 1. Kookpot. [>Fr. casserole] 'k Ëm nen iëjle kasrol stoofliëjs gemokt. = Ik heb een hele pot stoverij klaargemaakt.
kastaar zn (ne), mv: kastaars - verklw: kastarreke (e) 1. Straffe kerel, iemand die veel durft, maar ook iemand die graag plagerijen uithaalt. Da's nogal ne kastaar zënne, naa[j] eïjtem wee bëlleketrëk gâân doen! = Dat is een grapjas, want nu heeft hij weer "belletjetrek" gespeeld.
kastremâân zn (-), geen mv 1. Gevangenis, plaats achter tralies. [>Fr. casemate] Diëj van mij eïj vandeweïjk wëral de biëjst oïjtgange, èn e zit tot e zondagââvet in de kastremâân. = Mijn echtgenoot heeft deze week weer echt de bloemetjes buitengezet, en mag tot zondagavond in de nor zitten.
katrematèèn zn (ne), mv: - 1. Vliegensvlug, op korte tijd, weldra, binnenkort, bliksemsnel. [>Fr. quart-matin ???] 'k Aa 's morreges gezeïj wat'em allemââ moest oeproïjme, èn oep ne katrematèèn stond alles oep zen pleüts. = Ik vertelde hem 's morgens wat hij zoal moest aan de kant zetten, en vliegensvlug stond alles op het juiste plekje.
katsje zn, mv: - 1. Kinderspel: aantikkertje, krijgertje. [>Eng. to catch] Katsje[n]-achternââdoenderke = krijgertjesspel, waarbij men er moet voor zorgen heel zorgvuldig iets te imiteren en dezelfde bewegingen te doen als de spelleider. Katsje-bevries = spelletje waarbij men onbeweeglijk moet blijven staan om niet aangetikt te kunnen worden. Katsje-booëm = ??? Katsje-dee of katsje-deu = tikkertje, waarbij men probeert iemand aan te tikken door er achter te lopen; als er echter iemand tussen door loopt, dan moet men van koers veranderen, en degene die tussen door loopt proberen aan te tikken. Katsje-gebrëkkelek = tikkertjesspel, waarbij men een minder-valide moet uitbeelden om niet aangetikt te mogen worden. Katsje[n]-ooëg(er) = tikkertjesspel, waarbij men er moet voor zorgen hoger te staan dan de aantikker om niet gevat te kunnen worden. Katsje-va-niks = ??? Katsje-verstop = verstoppertje.
katsjedoen ww, verv: doen katsje - dee katsje - katsje gedâân 1. Aantikkertje of krijgertje spelen. Wie doet'er mee katsje? = Wie wil er mee aantikkertje spelen? Wordt vaak als uitnodigen geroepen als de kinderen uit de klas op de speelplaats komen.
kattekesspël zn (et), geen mv. 1. Als kinderen aan het spelen zijn, kan het wel eens uitlopen op ruzie. In dat geval spreekt men van kattekesspël. Da lawaat ooër ek ni geïjre, want gewooënlek drôôt da[d] oïjt oep kattekesspël! Allee! Allemââ braaf zen, of in den oek! = Dat rumoer lijkt me niet zo een goed voorteken, want gewoonlijk draait dat uit op ruzie! Komaan! Allemaal braaf zijn, of anders komt er straf van!
kattesjèèt zn (ne), mv: kattesjèète - verklw: kattesjètsje (e) 1. Kattenstaart. Ons kat eïj më[j] eure sjèèt tusse de deur gezeete. Ne kattesjèèt is ni[j] altij gemakkelek, ë! = Onze kat is met haar staart tussen de deur geklemd geraakt.
2. Plant die van vochtige bodem houdt. [>Lat. Lythrum]
kavitsje zn (e), =verklw, mv: kavitsjes 1. Herberg, meestal van verdacht allooi. [>Nl. kavietje, kavietse][>Middelnl. cavie = hok, hol] [>Fr. cave] De wèrrekmanne gâân agaa nââ[r] e kavitsje veu dasse nââ[r] oïjs gâân. = De werklui gaan eerst nog een glas drinken, vóór ze naar huis gaan.
kazakdrooër zn (ne), mv: kazakdrooërs - verklw: kazakdrooërke (e) 1. Windvaan, iemand die van de ene partij naar de andere overloopt. Meestal met de bedoeling om er voordeel uit te slepen. In den tijd van de verkiezinge kunde derëkt zien wie de kazakdrooërs zèn. = In de verkiezingsperiode merk je wie er van partij verandert.
kazjoebere ww, verv: kazjoeber - kazjoeberde - gekazjoeberd 1. De vuilbakken afschuimen en de voorwerpen eruithalen die nog min of meer te gebruiken zijn, of die nog geld kunnen opbrengen. Diëj[n] aave gââ kazjoebere ën dën verkeüpt em wattem kan. = Die oude man gaat de vuilbakken doorsnuffelen en verkoopt de nog bruikbare dingen die hij vindt.
kazjoebereïjr - kazjoeberès zn (ne), mv: kazjoebereïjrs / kazjoeberèsse - verklw: kazjoeberèrreke / kazjoeberèske (e) 1. Man of vrouw die kazjoebert. Diëj kazjoebereïjr komt aa potte[n] ën panne verkooëpe vë[j] iet bij te verdiene. = Die man komt oude potten en pannen (die hij in vuilbakken heeft gevonden) verkopen, om wat extra zakgeld te hebben.
|
Laatste wijziging | 07-06-2008 - Toevoegen afbeelding 10-05-2008 - Toevoegen afbeelding 23-02-2007 - Omzetting naar nieuwe stijl |