|
pod(de)rëttentrëkker zn (ne), mv: pod(de)rëttentrëkkers - verklw: pod(de)rëttentrëkkerke (e) 1. Fotograaf, portretfotograaf, iemand die foto's maakt. Vooral als het over opnames van personen gaat. Tenostemeünt doet ons klaan eur grooëte kommunne. De podrëttentrëkker eïj schooën beelekes gemokt, die da z'âân de famille èn âân eur vrindsjes kan oïjtdiëjle. = Volgende maand viert onze dochter haar plechtige communie. De fotograaf heeft mooie herinneringsprentjes gemaakt, die ze aan familie en vrienden kan geven.
poefe ww, verv: poef - poefte - gepoeft 1. Poffen. Op een hete ijzeren plaat iets gaar maken. Kastënne poefe = kastanjes poffen op de plaat van de kachel of in een poffertjespan.
2. Iets kopen zonder het onmiddellijk te betalen, met een bepaalde vorm van krediet. 'k Zal moete poefe want k' ëm giëj gëld bij. = Ik zal je schuldig moeten blijven want ik heb geen geld bij.
poejer zn (e), mv: poejers - verklw: poejerke (e) 1. Meelachtig product, tot gruis gemalen of uiteengevallen vaste stof. [>Nl. poeier] Soems, as z'oep den Ammonjak van alles lââte vliege, leïj iëjl de buurt vol më zooë fijn poejer, da ge mââ më moejte wëg krègt. = Soms, als men op de Ammoniakfabriek een ventiel openzet, zie je overal een fijn stof liggen, dat je maar met de grootste moeite kan verwijderen. Naa nog wa poejer oep mene neus èn wa roezj oep men kââke, èn dèn zèn ek geriëjd zënne! = Nu nog wat (cosmetisch) poeder aanbrengen, en rouge voor blos op de wangen, en dan ben ik klaar, hoor!
poejerdooës zn (ee), mv: poejerdooëze - verklw: poejerdeüske (e) 1. Letterlijk: poederdoos, doos met cosmetisch poeder dat op het aangezicht wordt aangebracht om het minder te laten glanzen. Ëdde mijn poejerdooës ni zien ligge? Sebiet stââ mij lief veu de deur èn 'k zèn nog ni kleïjr... = Heb je mijn poederdoos nergens gezien? Seffens staat mijn vriend voor de deur en ben ik nog niet klaar...
2. Figuurlijk: vrouw die zich graag en overmatig opmaakt. A'k die poejerdooës zien verbijkomme, moet ek altij lache. Ik kan er ni[j] âân doen, mââ dèn zë'k teegen ons moe altij:"Die[j] eure vènt ës zeeker ne schilder!" = Als ik die overmatige opgemaakte vrouw langs zie komen, begin ik altijd te lachen. Ik kan het niet voorkomen, om elke keer weer tegen mijn moeder te zeggen:"Die vrouw haar echtgenoot is waarschijnlijk kunstschilder!"
poembak zn (ne), mv: poembakke - verklw: poembakske (e) 1. Pompsteen, gootsteen. Me'ne poembak ës gebèste. = Mijn gootsteen is gebarsten (vroeger waren de gootstenen vaak in gebakken aardewerk).
poembakvisser zn (ne), mv: poembakvissers - verklw: poembakvisserke (e). 1. Visser die haast nooit beet heeft, die haast nooit met
een vangst naar huis komt.
poepe ww, verv: poep - poepte - gepoept 1. De liefde bedrijven, neuken. Diëj gââ[d] altij nââ 't stat oem te poepe. = Hij gaat altijd naar de bordelen in de stad. 2. Klinknagels aanbrengen, nagels klinken. Oep de wèrref van Ooëmes weurre de plââte[n] ââniëjn gepoept. = Op de (scheeps-)werf van Ooms worden metalen platen aan mekaar geniet.
poepekop zn (ne), mv: poepekoppe - verklw: poepekoppeke (e) 1. Letterlijk een poppenhoofd. Niet alleen gebruikt om het kopje van een pop aan te duiden, maar ook wel om het hoofd te beschrijven van een klein, lief meisje. Van al de poepe die da z'as klaa maske gat eïj, eïj ze de koppekes bijgaave, èn naa staat er in de kas oep den alleen een iëjl kollëkse poepekoppekes. = Ze heeft van alle poppen die ze als kind bezat de kopjes bijgehouden, en die staan nu in de kast op de overloop als verzameling tentoon. Më[j] eur keïjskrolle èn diëj grooëte strik in eur ââr, ës't persies e poepekoppeke. = Door de pijpenkrullen en een grote strik in haar haar, ziet ze er net uit als een pop / heeft ze net een poppenhoofdje.
2. Figuurlijk: iemand die niet al te snugger is, die a.h.w. de hersenen van een pop heeft. Een doetje. [>Nl. poppenkop] Da's ne poepekop! = Hij weet niet veel! Hij is niet slim! Hij is een beetje achterlijk! Kan ook worden gebruikt om iemand uit te schelden, en dan betekent het eerder: het is een onnozelaar! Je hoeft met hem niet veel rekening te houden.
poepenolle ww, verv: poepenol - poepenolde - gepoepenold 1. Kaartspel, waarbij men met drie kaarten een waarde van 31 punten moet bereiken. Verleej weïjk ëmme'k gewonne më't poepenolle. = Vorige week heb ik gewonnen bij het kaartspel poepenolle.
poes zn (een), mv: poeze - verklw: poeske (e) 1. Kat, poes. Ons buurvraa eïj[d] een poes gekocht. = Onze buurvrouw heeft een kat gekocht.
2. Meisje. Më die poes zaa'k wël ës wille gâân danse. Èn nog miëjr ooëk! = Met dat meisje zou ik wel eens willen dansen. En het mag gerust nog ietsje meer zijn!
3. Troetelnaam voor het vrouwelijk geslachtsdeel. Z'aa zoo¨keüt rokske[n] da'k eur poes kon zien. = Het rokje dat ze droeg was zo kort, dat ik helemaal tussen haar dijen kon zien.
poetsje / peütsje zn (e), =verklw, mv: poetsjes / peütsjes 1. Klein poortje, klein deurtje in een tussenwand of in een hek. A't slècht weer ës, dèn lâât ek onzen ont agaa âân 't poetsje van de stal boïjte - mââ zëllef blijv'ek binne stâân, zënne. = Als het slecht weer is, laat ik de hond uit langs het poortje in de stal - maar zelf blijf ik wel binnen staan, hoor.
2. Jicht in de voeten, vaak zeer pijnlijke stofwisselingsziekte die wordt veroorzaakt door afzetting van urinezure zouten in de gewrichten en aan de pezen. [>Nl. schertsende vorm van podagra] Podagra = voetangel, klem, jichtige voetverlamming, soort van jicht die zich openbaart door een hevige pijn in de voet. Me zèn e zââterdag nââ't bal van den beürreger gewëst, mââr onze Swa kost ni danse omdat em last aa van't peütsje. = Vorige zaterdag gingen we naar het bal van de burgemeester, maar mijn echtgenoot François kon niet dansen omdat hij last had van jicht in de voeten.
poezje zn (ne), mv: poezjes - verklw: poezjeke (e) 1. Emmertje dat op een schip wordt gebruikt. Schëpt mââ wa wââter më aa poezjeke. = Schep maar een emmertje water.
pol zn (ne), mv: polle - verklw: polleke 1. Hand, wordt vooral gebruikt als men tegen kleine kinderen spreekt. Stëkt aa pollekes mââ[r] in aa wante, dèn ëdde giëjne kaa. = Steek je handjes maar in je wanten, dan heb je geen kou. Ge meegt aa twiëj polle kusse da g'eur ët. = Je mag van geluk spreken dat je haar hebt.
polder zn (ne- / e-), mv: polders - verklw: polderke 1. Kleine tussenzolder of kamertje dat vaak de keuken met de echte zolder verbond. Werd meestal gebruikt om dingen op te slaan die men regelmatig nodig had. Zët diëj zak arjoïjne mââr oep 't polderke, dèn kan ek ze pakke gelèk az ek ze nooëdeg ëm = zet die zak met uien maar op de (tussen)zolder, zodat ik er uien uit kan halen naargelang de behoeft.
polderkeütse zn (de), =mv 1. Iets onaangenaams; wordt enkel gebruikt in de uitdrukking: Dââ krij'k ik naa de polderkeütse van! = Dat vind ik heel onaangenaam, daar word ik zenuwachtig van of boos om.
polleïjper / polleïjpel zn (ne), mv: polleïjpers / polleïjpels - verklw: polleïjperke / polleïjpelke (e) 1. Grote keukenlepel met vrij lange steel voor het roeren of dooreenstampen van spijzen, soeplepel. Ook gebruikt om vloeibare vla (pap) uit te scheppen. De hoeveelheid die in een polleïjper gaat, is vaak voldoende om een diep bord in één keer te vullen. Moete nog ne polleïjper soep ëmme? = Wil je nog een schep soep?
2. Ook figuurlijk gebruikt om de aandacht te trekken op grote handen. Diëj zen anne zèn nog zjeüst giëjn koolschuppe, mââ toch zeeker polleïjpels! = Zijn handen zijn nog niet zo groot als kolenscheppen, maar toch minstens even groot als soeplepels.
pollepooëtere ww, verv: pollepooëter - pollepooëterde - gepollepooëterd 1. Al dan niet opzettelijk anderen aanraken, iemand betasten, zijn "handen niet kunnen thuishouden". Me gâân vaddenââvet nââr e fiëjsje, èn naa oop ek da diëj van mij ni derèkt begint më âân de vraave te pollepooëtere. = Vanavond gaan we naar een feestje, en ik hoop maar dat mijn echtgenoot niet onmiddellijk de vrouwtjes begint te betasten.
pollepooëtereïjr zn (ne), mv: pollepooëtereïjrs - verklw: pollepooëterèrreke (e) 1. Man die het niet kan laten om vrouwen te betasten. Komt ge e zââterdag nââ't bal? Mââ leüt aave pollepooëtereïjr mââ toïjs, zënne. = Kom je zaterdag naar het bal? Maar laat je handtastelijke (echtegenoot / vriend) liever thuis.
|
Laatste wijziging | 30-05-2013 - Toevoeging 28-06-2008 - Toevoegen afbeeldingen 10-05-2008 - Toevoegen afbeeldingen 24-02-2007 - Omzetting naar nieuwe stijl |