pedot
uitroep
1. Woord dat gebruikt wordt bij het verstoppertje spelen.
Het wordt geroepen door de zoeker of de gezochte, die het eerst de vertrekplaats
weet te bereiken, en die daardoor van de andere partij wint of deze andere
dus "bedot". Daarbij wordt op de muur getikt, waar de zoeker met het hoofd
tegen staat bij het aftellen. [>Nl. bedot]
..., neege, tien - Wie ni wëg ës ës
gezien ..... Pedot! 'k Ëm aa! = ....negen, tien - Wie niet weg is,
is gezien! .... Ik heb je gezien.
Zie ook: pidot.
2. Gefopt, in de luren gelegd, misleid, beetgenomen, bedrogen.
[>middelnl. dod = dwaas]
|
pee / peeke
zn (e), mv: peeje - verklw: peeke
1. Wortel, peen. [>Lat. Dancus
carota]
Peekes më weüste. =
Worteltjes met worst.
Van peekes weürde ni dik èn
da's ooëk goe veu d'ooëge. = Van worteltjes word je niet
dik en bovendien is het goed voor de ogen.
't Ës ëcht weer oem peekes
te zôô! = Het is windstil!
peekes èn ètsjes = worteltjes
en erwtjes
|
2. Ook figuurlijk: poets.
Imant een pee stoove.
= Iemand een poets bakken.
3. Verklw: oud mannetje. Waarschijnlijk is het
woord afkomstig van peter, peetoom, peet.
Zooë'n aat peeke èn toch nog
alle dââge[n] onderwèg. = Hij is al een heel oude man maar
toch is hij alle dagen op stap.
|
|
|
peekeleïjreneïjrink
zn (ne), mv: peekeleïjreneïringe - verklw: peekeleïjreneïjrinkske
(e)
1. Gepekelde haring, pekelharing, in zuur opgelegde
haring. Wordt vooral zo uitgeproken om grappig te doen.
Alle vrijdââge[n] eete wèlle
peekeleïjreneïjrink më booëne. = Alle vrijdagen eten wij
pekelharing met bonen.
|
peekelteef
zn (een), mv: peekelteeve - verklw: peekeltëfke (e)
1. Venijnige, zure en kwaadwillige vrouw.
A ge më zooën peekelteef getraat zè,
dèn zèdde zââlech! = Als je met zulk een venijnige vrouw getrouwd
bent, dan krijg je het moeilijk (dan ben je als het ware klaar om zalig
verklaard te worden).
|
peekesstoemp
zn (de), mv: -
1. Aardappelpuree met worteltjes. De aardappelen
en de wortelen worden samen gekookt en, als alles gaar is, door
de pasfit tot puree gedraaid.
As 't kaat ës eet ekik geïjre
peekesstoemp - nen iëjle[n] ooëp met van boove e putteke veu de
saas. = Als het koud is eet ik graag puree van worteltjes
en aardappelen - een heel bord vol met bovenin een kuiltje om de
saus in te doen.
Een ander manier oem peekesstoemp
te maken, ë deu de petatte[n] èn de peekes in iëjne kasrol te kooke
èn ze dèn më de petattestoemper te dèstere. Oep die manier blijv'er
nog klaan stukskes peeke èn petat oover. = Een andere methode
om peekesstoemp te bereiden, is om de samen gekookte aardappelen
en worteltjes met een pureestamper fijn te maken. Op deze manier
blijven er nog kleine stukjes wortel en aardappel over.
|
peepel
zn (ne), mv: peepels - verklw: peepeltsje (e)
1. Vlinder. [>Lat. papilio]
[>Middelnl. pepel]
In de zoomer zitte'r veel peepels
in onzen of. = In de zomer zie je veel vlinders in onze tuin.
Peepels ëmme schooën kleere,
mââ[r] a'ge ze vastpakt gââ de kleer af! = Vlinders hebben
vaak mooi gekleurde vleugels. Maar als je de vleugel aanraakt, verdwijnt
de kleur.
|
|
peere
zn (ne), mv: peeres
1. Man, vader. [>Fr. père]
Zene peere zien! = Moeite met
iets hebben, last met iets hebben, afzien, pijn hebben. De uitdrukking is
waarschijnlijk een gevolg van het feit dat meestal vader terechtwijst als
iets fout loopt, of om raad te geven vanuit zijn ervaring. Letterlijk ziet
men dan zijn vader.
A'k die brak gezët ëm, ëmme'k mijne
peere nogal gezien zënne. = Toen ik dat hok bouwde, heb ik veel problemen
gehad.
pèèrtotal
zn (ne), mv: pèèrtotals
1. Volledig verlies, total loss. [>Fr.
perte totale]
De nacht van zââterdag oep zondag eïjt
em zenen ottoo pèèrtotal gereej, èn oemdat em gedroenke[n] aa, zal em vër
alles zëllef kunnen oepdrôô! = In de nacht van zaterdag naar zondag
heeft hij zijn auto helemaal in de prak gereden, en omdat hij dronken was
zal hij alle kosten zelf moeten betalen.
|
peewëps / peïjwëps
zn (een), mv: peewëpse / peïjwëpse - verklw: -
1. Wesp, paardenhorzel. [>Nl.
paardenwesp]
At er naa[j] iëjn biëjst ës
wââ da'k ni moet van ëmme, dèn zèn't peewëpse! = Als ik één
diersoort moet noemen die ik niet graag heb, dan zijn het wespen!
Zie ook: pjèèrewëps.
|
peezewever
zn (ne), mv: peezeweevers - verklw: peezeweeverke (e)
1. Muggezifter, kniesoor, iemand die op alles opmerkingen
heeft.
Ne peezeweever èn een peekelteef bijiëjn
kan ooëk e schooën oïjsaave zijn. = Een vittende man en een zure
vrouw kunnen samen heel gelukkig worden.
peïjgel
zn (ne), mv: peïjgels - verklw: peïjgeltsje (e)
Zie: peïjrel.
peïjperkaas
zn (een), mv: peïiperkaaze
1. Wrat, moedervlek. [>Nl. peperkous]
Die slooër eïjt een peïjperkaas oep
eere nees. = Die arme sukkel heeft een wrat op haar neus.
|
peïjr
zn (een), mv: peïjre - verklw: pèrreke (e)
1. Peer (vrucht).
Stoofpeïjre më kèrremëlsaas
= gestoofde peren met caramelsaus.
Më de gebakke peïjre zitte = het spek
aan zijn been hebben, de dupe zijn.
Ne peïjrenbooëm noeme z'ooëk ne peïreleïjr.
= Een pereboom noemt men ook een perelaar.
2. Slag, oorvijg.
Toen da'k da jannemââkerke[n]
een peïjr teege zen ooëre gaf, was'em iniëjns iëjl veul stiller.
= Toen ik die strekenmaker een oorvijg gaf, werd hij op slag kalmer.
|
peïjrel - peïjgel
zn (ne), mv: peïjrels / peïjgels - verklw: peïjreltsje
/ peïjgeltsje (e)
1. Parel, product van de pareloester. De variante
met 'g' is waarschijnlijk afgeleid doordat
men met frans accent de rollende 'r' bijna als 'g' uitspreekt.
Z'eïj nen diadeem më peïjrels.
= Ze heeft een tiara met parels.
2. Parelsnoer.
Ze zèn fèftech jââr getraat
èn naa eïj se ne peïjrel gekreege ve rond eere[n] als. =
Ze zijn 50 jaar getrouwd en ze kreeg een parelsnoer.
|
|
|
peïjt
zn (een), mv: peïjte - verklw: pètsje (e) of peïjteke
(e)
1. Meter, doopmeter. [>Nl. peet]
'k Ëm van mij peïjteke ne rink
gekreege vë men komunne. = Ik heb van mijn meter een ring
gekregen ter gelegenheid van mijn plechtige communie.
Me pètsje[n] ës al ëllef jââr
dooët. = Mijn meter is elf jaar geleden gestorven.
2. Oud vrouwtje.
Een aa peïjt = een oud
vrouwtje.
|
pëllantie
zn (ne), mv: pëllanties - verklw: pëllantieke (e)
1. Strafschop, vrije schop bij het voetballen, die getrapt
wordt van op het strafschoppunt, 11 meter voor het doel.
[>Eng. penalty]
E zondach ëmme de Bëllege teegen Ollant
gewonne më ne pëllantie. = Zondag heeft het Belgische voetbalteam
gewonnen van de Nederlanders door een strafschop te trappen.
pèngsjoneere
ww, verv: pèngsjoneer - pèngsjoneerde - gepèngsjoneerd
1. Pensioneren. Op rust stellen of op rust gesteld worden.
Z'ëmme[n] oep den IJzere tien man gepèngsjoneerd.
= Op de ijzerfabriek (d.i. Gränges Graver) werden tien mensen op rust gesteld.
Zie ook: pangsjoneere.
pènnelèkker
zn (ne), mv: pènnelèkkers - verklw: pènnelèkkertsje (e)
1. Doekje zeemvel dat tussen twee velletjes plastiek zit,
en dat goed absorbeert. Het werd vroeger gebruikt als de pen te diep in
de inktpot werd geduwd. Pennewisser, inktlapje.
Âân wa gââd aa pèn afkeüsse[n] as g'aave
pènnelèkker vergeete zè? = Waarmee ga je je pen opdrogen, als je
je pènnelèkker vergeten bent?
|
pènnemës
zn (e), mv: pènnemësse - verklw: pènnemëske (e)
1. Niet te groot mes waarvan het lemmet kan worden
opgeborgen in het handvat door het mes dicht te plooien. Daardoor
is het mes geschikt om mee te nemen en in de broekzak weg te stoppen.
[>Nl. pennenmes = klein scherp mesje]
'k Aa me pènnemëske[n] in menen
broekzak gestooke, mââ 'k zèn 't kwijt! Dââ zal toch giëj gat in
mene zak zijn, zeeker? = Ik had mijn zakmes in m'n broekzak
gestopt, maar ik ben het blijkbaar kwijt. Misschien is er wel een
gaatje in mijn broekzak?
|
pènning
zn (een), mv: pènninge - verklw: pènningske (e)
1. Penning, munt, geldstuk, aalmoes.
Më drijkeuninge krijge de kindere e
pââr pènninge as z'ier of dââ gezoengen ëmme. Èn as z'ieverans niks krijge,
dèn zinge ze:"Ooëg oïjs, liëjg oïjs - dââ zit een girrege pin in oïjs".
= Met het feest van Driekoningen krijgen kinderen hier en daar een beetje
zakgeld als ze gezongen hebben. Daar waar ze niets krijgen, zingen ze "Hoog
huis, laag huis - Hier zit een vrek in huis".
2. Ook figuurlijk.
Gekënt zen gelèk as een kwôô pènning.
= Een slechte naam hebben.
|
pènse
zn (-) =mv
1. Bloedworst, pensen.
Gââ bij Nante Pissee ës een
allefpont pènsen ââle. = Ga bij beenhouwer Nand Piscé eens
250 graag bloedworst halen.
|
|