|
vëddefrim uitroep 1. Zomaar, zonder speciale bedoeling, doen alsof. Da's oemes ni[j] ëcht, da's alliëjn mââ vëddefrim! = Ik meen het toch niet zo, ik doe maar alsof.
vëddenoen / veüddenoen zn (de), geen mv. 1. Tijdperk voor de middag, en na de ochtend, voormiddag. In de vëddenoen moet ek keüsse, mââ vandenachternoen kom ek kaffeeklasje, zënne! = Deze voormiddag moet ik schoonmaken, maar deze namiddag kom ik op de koffie, hoor! As ge van de veüddenoen vertrekt, zëlde wël oep tijd âânkomme. = Als je in de loop van de voormiddag vertrekt, zal je zeker tijdig arriveren.
vèdder bijw 1. Verder, nadien, later, voortaan, vanaf nu. [>Nl. verder] Oe da'k da vèdder moet oeplosse, naa da'k me wèrrek kwijt zèn, da weet ek ooëk ni! = Hoe het nu verder moet nadat ik mijn baan ben kwijtgeraakt, weet ik al evenmin! Me zeülle mââ vèdder doen zeker, èn paaze dat er niks âân d'ant ës... = We zullen maar gewoon verder doen, alsof er niets aan de hand is... Jââ... naa aa'k ik aa 't woord afgepakt. Allee... gââ mââ vèdder, want ik zèn kerjeus oem 't vervolleg t' ooëre. = Tja... ik heb je onderbroken. Kom... vertel nu verder, want ik ben nieuwsgierig om het vervolg van het verhaal te horen. 'k Zal et aa nog ës vrââge, èn paast er mââr ës vèdder oover nââ. Ge moet mij naa nog niks zëgge. = Ik vraag het je nog een keer, en denk er maar even verder over na. Je moet me niet onmiddellijk antwoorden.
bijv nw 2. Vergrotende trap van vèèr (= ver). [>Nl. verder] Ës 't nog vèèr? - Jââ zënne... tant Zjan weünt vèdder as da ge paast! = Is het nog ver? - Ja hoor... tante Jeanne woont verder dan je gedacht had!
vèèr bijv nw, tvgl: vèèr - vèdder - vèdst 1. Ver, op grote afstand. Dââ den oek oemdrôô, èn dèn nog een bëtteke vèdder moete nââ rèchs. = Daar draai je de hoek om, dan nog een klein beetje verder lopen en dan moet je rechtsaf. Diëj mèns ës van vèèr gekomme. = Letterlijk: die man heeft een lange weg afgelegd om hier te geraken. / Figuurlijk: die man is ernstig ziek geweest, maar is nu heel goed hersteld.
vèfde telw (de) 1. Vijfde. De vèfde meünt iëjt meïj. = De vijfde maand is de maand mei.
vèftien telw, vèftinde 1. Vijftien. Gââde gèlle më vèftien oïjt? Amaj, da's nen ooëp! = Gaan jullie in het weekend met een groep van vijftien mensen uit? Dat is een groot aantal! Die leïjve van de briëj vèftien. = Ze leven veel te rijkelijk, ze geven meer geld uit dan nodig is of dan ze eigenlijk kunnen besteden.
vèftinde telw (de) 1. Vijftiende. Nââ de vèftinde moette den ottoo âân de[n] andere kant van't strâât zette. = De dag na de vijftiende van de maand moet je de auto aan de andere straatkant parkeren (bij beurtelings parkeren).
veïjg zn (een), mv: veïjge - verklw: vègske (e) 1. Veeg, vuile vlek. Ëdde gij die voïjl veïjge[n] oep de muur gezët? = Heb jij die vuile vlekken op de muur gemaakt?
2. Snerende opmerking. 'k Aa nog ni[j] oïjtgesprooke, of e gaf mij dââ[r] een veïjg. = Ik was nog niet uitgesproken, of hij reageerde al scherp.
3. Oorveeg. Sebiet een veïjg teege[n] aa ooëre! = Als je niet braaf bent krijg je dadelijk een oorveeg.
veïjl bijv nw, tvgl: veïjl - veïler - veïjlst 1. Vaal, vaalbruin, met onfrisse kleur, grauw, minder intens van kleur, afgebleekt. Sëch... waffer ziëjp gebreükte gij? Da schooë roos kliëjke ês iëjlemââ veïjl va kleur! = Zeg eens... welk wasproduct gebruik jij? Die mooie roze jurk is helemaal verbleekt! Wa ka mij da naa schille da men tââfellââke veïjl ës! Dèn ziede de plèkke ni zooë goe! = Wat maakt mij het nu uit dat het tafelkleed vaal van kleur is!
2. Veil, beschikbaar. Gij meugt mij alles vrââge. Veür aa ëmme'k ik alles veïjl! = Jij mag me alles vragen. Voor jou wil ik alles opofferen!
veloobâân zn (de), mv: veloobââne - verklw: veloobontsje (e) 1. Fietspad. In Ollant ëmme ze veloobââne die zooë briëjt zèn as de strâât. = In Nederland heeft men fietspaden die even breed zijn als de straat.
veloospèlle zn (de), =mv 1. Fietsspeld, elastiekband of metalen klemband die rond de pijpen van een lange broek kunnen worden bevestigd, zodat de broekspijpen niet tussen de spaken van het wiel of tussen de ketting kunnen raken. Ge zot beïjter veloospèlle[n] âândoen, want aa broekspijpe zien al iëjlemââ zwèt van teege de këtting te reüsse. = Je zou beter fietsspelden dragen, want jouw broekspijpen zijn helemaal vuil omdat ze tegen de fietsketting komen.
|
Laatste wijziging | 21-07-2008 - Toevoegen afbeeldingen 10-05-2008 - Toevoegen afbeeldingen 24-02-2007 - Omzetting naar nieuwe stijl |