|
ofterwël voegw 1. Ofwel, voegwoord tussen twee of meer eigenschappen of voorwaarden die men met mekaar vergelijkt. Van't jââr weet ek et ëcht ni! Ofterwël
gââ me nââ Spanje[n] oep vakanse, ofterwël nââ Zwitserland. = Dit
jaar heb ik nog geen keuze kunnen maken! Ofwel gaan we naar Spanje met vakantie,
ofwel naar Zwitserland.
3. Dom persoon, een beetje traag van begrip of zich niet bewust van wat er eigenlijk gebeurt. En diëjn oïjl zie ni dattem oores drââgt = en die dommerd heeft niet door dat zijn vrouw hem bedriegt. oïjle ww, verv: oïjl - eülde - geült 1. Huilen, wenen, schreeuwen. Diëj klaane was âân 't oïjle oemdat'em zen goesting ni kreeg. = Dat jongetje huilde omdat hij zijn zin niet kreeg.
oïjtange ww, verv: ang oïjt - angde[n] oïjt / ing oïjt - oïjtgange 1. Lastig doen, uitdagen, tergen. E[n] ëst wer âân't oïjtange, zënne! = Hij doet weer maar eens lastig, hoor! A ge naa past da ge deu den ambetanterik oïjt 't ange aa goesting gââ krijge, paast dèn mââ rap iet anders! = Als je nu denkt door mij te tergen je zin te krijgen, denk dan maar vlug iets anders!
oïjteniëjle bijw 1. Helemaal, in zijn geheel. Die dooës speelgoet moete oïjteniëjle kooëpe - in stukskes, da kan ni! = Dat doos speelgoed moet je volledig nemen zoals ze is - aparte onderdelen kan niet. Ërremoej oïjteniëjle! = Het is één en al armoede.
oïjterant bijw 1. Letterlijk: uit de hand. Kan ook betekenen: met de handen, door de handen te gebruiken. Da[d] oïjs stââ[d] oïjterant te kooëp. = Die woning is uit de hand te koop. E[n] eïj zen booteramme oïjterant oepgeete âân de rand van de Vâât. = Hij heeft zijn boterhammen "uit de hand" opgegeten langs de kanaalboord.
oïjtfineere ww, verv: fineer oïjt - fineerde[n] oïjt - oïjtgefineerd 1. Fijntjes uitdenken, een niet voor de hand liggende oplossing vinden. [>Nl. fineren = uitdenken] 'k Aat gedocht, zënne! Alliëjn gij zot zooë iet kunne[n] oïjtfineere. = Ik had het wel gedacht, hoor! Enkel jij bent in staat om zoiets te bedenken.
oïjtfrènsele onpers ww, verv: frènseld oïjt - frènselde[n] oïjt - oïjtgefrènseld 1. Uitrafelen, in franjes uit elkaar hangen. Ge zod ës nief draperieje moete[n] ange, want de dees zèn iëjlemââ oïjtgefrènseld. = Je zou eens nieuwe overgordijnen moeten hangen, want degene die er nu hangen zijn helemaal uitgerafeld.
oïjtlooëp zn (den), geen mv. 1. Koortsuitslag, blaasjesvormige uitslag door een virusinfectie, kleine blaasjes ten gevolge van koorts, gewoonlijk aan de lippen, uitloop. 'k Was gistere[n] in de vrieskaa gâân wandele oemda'k docht da da goe zaa doen âân men valling. Mââr as ek van de morreget veu de spiegel ston, zag ek da'k oïjtlooëp aa. = Gisteren had ik in de vrieskou een wandeling gemaakt omdat ik dacht dat het een gunstig effect zou hebben op mijn verkoudheid. Toen ik vanmorgen in de spiegel keek zag ik dat ik koortsuitslag had.
oïjtmoïjze ww, verv: moïjs oïjt - moïjsden oïjt - oïjtgemoïjsd 1. Er van door gaan. A'ze zââge wa dat'em gedâân aa, ës er ëm stillekes oïjtgemoïjsd. = Toen de anderen merkten wat hij had gedaan, is hij er stilletjes van door gegaan.
oïjtpiëjze ww, verv: piëjs oïjt - piëjsde[n] oïjt - oïjtgepiëjsd 1. Door hard met een voorwerp op een ander voorwerp terecht te komen, het laatste voorwerp op een andere plaats doen belanden. 'k Ëm zijnen èrrenbol oïjt de krinkel gepiëjsd èn naa moet'em van veurenafâân beginne! = Ik heb zijn knikker weggestoten uit het parcours, en nu moet hij helemaal opnieuw beginnen.
oïjtrââfele ww, verv: rââfel oïjt - rââfelde(n) oïjt - oïjtgerââfeld 1. Uitpluizen, uitrafelen. Dat ëmmeke[n] es iëjlemââ versleete[n] en van onder rââfel'et oïjt. = Dat hemdje is tot op de draad versleten en onderaan rafelt het uit.
Zie ook: ploesje.
2. In meer figuurlijke zin ook uitrafelen, maar dan in de betekenis van uitzoeken, onderzoeken. Ee[n] eïj vanalles oïjtgestooke en van alles wat'em zeïj klopt giëjn kneïjt. 'k Zal dat ës fijn gâân oïjtrââfele, së! = Hij heeft allerlei kattenkwaad uitgestoken en zijn verklaring raakt kant noch wal. Maar ik zal het eens uitpluizen.
oïjtschijte ww, verv: schijt oïjt - scheet oïjt - oïjtgescheete 1. Uitschelden, uitmaken, meestal door heel gemene woorden te gebruiken. Imant oïjtschijte veu rotte vis. = Iemand uitschelden voor alles wat lelijk is.
oïjtsjèèt(er)e ww, verv: sjèèt(er) oïjt - sjèètte[n] / sjèèterde[n] oïjt - oïjtgesjèèterd 1. Uitvragen, verhoren, blijven vragen stellen tot men alles tot in het kleinste detail weet. A ge naa[j] alles wilt weete, dèn kan ek aa alliëjn mââ[r] âânrôô oem ons Roos te gâân oïjtsjèètere. = Als je nu alles tot in het kleinste detail wil weten, dan kan ik je alleen maar aanraden om mijn zuster Roza te gaan uitvragen.
oïjtslippe ww, verv: slip oïjt - slipte[n] oïjt - oïjtgeslipt 1. Als er iets is foutgelopen, als iemand iets niet kan of bij een spel verliest, dan maken de kinderen vaak het oïjtslipgebââr dat eruit bestaat de twee wijsvingers beurtelings over elkaar te wrijven en daarbij slip-slip te zeggen. Op die manier wordt extra aandacht getrokken op de verliezer. [>Nl. sliepen = spot uitdrukken door het maken van een slijpende beweging met de wijsvingers] Vinde gij da naa plëzant oem da maske[n] altij derëkt oïjt te slippe as ze verliest? Oe zodde gij aa voele a ze da më[j] altij zaa doen, ë? = Geeft het je misschien voldoening om dat meisje extra te kennen te geven dat ze een spelletje verliest? Hou zou jij je voelen, als men dat met jou zou doen?
oïjtspeele ww, verv: speel oïjt - spëlde[n] oïjt - oïjtgespëld 1. Uitspelen, beëindigen, een spel volledig af maken. A'k ni weet wa doen, dèn mochel'ek, mââ da wilt ni zëgge da'k altij kan oïjtspeele, zënne. = Als ik niet weet wat te doen, dan speel ik patience, maar dat betekent niet dat ik elke keer het spel volledig kan uitspelen.
2. Een bepaalde zet doen, een bepaalde kaart uitkomen. Oep't lëste moest em al zen klaan taroefkes oïjtspeele. = Op het einde moest hij de kleine troefkaarten uitkomen.
3. Uittrekken, vnl. met betrekking tot kleding. 't Ës ie veul te wèrrem. 'k Gâân men troïj oïjtspeele[n] az'ek mag? = Het is hier erg warm. Ik ga mijn trui uitdoen, als ik mag? Een striptiesbaar ës e kaffeeke wââ da de vraave eule kliëjre[n] oïjtspeele oep de mâât van de muziek. = Een strip tease bar is een gelegenheid waar vrouwen hun kleren uittrekken op de maat van de muziek.
oïjtweere onpers ww, enkel infinitief 1. Luchten, uitluchten, aan de frisse lucht blootstellen (zowel voor zaken, kleding, als voor mensen). m' Aa e zââterdag gâân danse[n] in de Mistie èn ons kliëjre stoenke nââ de sigarëtte. Dââmee da'k ze naa lâât oïtweere[n] in den of. = Vorige zaterdag zijn we uitgeweest in dancing Misty, met het gevolg dat onze kleren naar tabak roken. Vandaar dat ik ze nu laat uitluchten in de tuin.
oïjtwèrreke ww, verv: wèrrek oïjt - wèrrekte[n] oïjt - uitgewèrrekt 1. Uitwerken, eigenzinnig verder doen. 'k Aa em al e pââr kiëjre gezeïj da da ni zaa lukke, mââ jââ... menïjrreke moest ze koppeke[n] oïjtwèrreke[n] ë! = Ik had hem al enkele keren gezegd dat het niet zou lukken, maar ja... hij wilde eigenzinnig verder doen.
oïjtzëtte ww, verv: zët oïjt - zëtte[n] oïjt - uitgezët 1. In omvang toenemen, uitzetten. Oejoejoej...! Diëjn bassèng ës al iëjlemââ oïjtgezët. Sebiet bèst em oope! = Owee...! Die kuip is flink in omvang toegenomen. Seffens barst ie!
2. Aanvangen, uitsteken, kattenkwaad uithalen. Wa[d] ëdde naa wee[r] oïjtgezët, staaterik? = Wat heb je nu weer uitgestoken, stouterd?
3. Buitenzetten, buitengooien, eruit zetten, buiten wippen. Ën of da't nog ni[j] èrreg genoeg ës, ëmme ze da mènske nog oïjt eur oïjs gezët! = Blijkbaar vonden ze het nog niet erg genoeg, ze hebben dat vrouwtje ook uit haar huis gezet.
oïjtzjôô ww, verv: zjôô oïjt - zjôôde[n] oïjt - uitgezjôôd 1. Jouwend beschimpen, schelden, schimpen, beledigende woorden toeroepen. [>Nl. uitjouwen] De kinderen van't vèfde stuudejââr van de Joengesschool èn de Broederschool ëmme teege mekandere gevoetbald, èn die van't Plèntsje kreege ne pëllantie. Den arbitter wier nogal ës oïjtgezjôôd, zënne! = De leerlingen van het 5de leerjaar van de (Gemeentelijke) Jongensschool en die van de St. Jozefschool voetbalden tegen mekaar, en de ploeg van (de school op) het Pleintje mochten een penalty trappen. De scheidsrechter werd fel uitgescholden, hoor!
oïjtzoïjpe ww, verv: zoïjp oïjt - zoop oïjt - uitgezoope 1. Bezigheid van een oïjtzoïjper. In pleüts van zen ijge pinte te betââle, doet diëj ni anders as mense[n] oïjtzoïjpe. = In plaats van zijn eigen drank te betalen, laat hij steeds andere mensen voor hem het gelag betalen.
oïjtzoïjper zn (nen), mv: oïjtzoïpers - verklw: oïjtzoïjperke (een) 1. Iemand die veel drinkt, maar dan voornamelijk op andermans kosten. Daarbij vermijdt hij zelf iets aan anderen aan te bieden. Dit gebeurt meestal door de drankgelegenheid te verlaten met een smoes als hij aan de beurt is om een rondje te geven. Nââdat em zeeve pinte gekreege[n] aa waz'et âân ëm oem te betââle, mââ dèn ging em agaa nââ[r] oïjs, den oïjtzoïjper! = Nadat men hem zeven glazen bier had aangeboden, was het zijn beurt om een rondje te geven. Maar toen ging hij vlug naar huis, de profiteur.
oïjtzoïjperskaffee zn (een), mv: oïjtzoïperskaffees - verklw: oïjtzoïjperkaffeeke (een) 1. Herberg waar dames (tegen betaling) op kosten van de mannelijke bezoekers drankjes nuttigen. Dââr oep da Raawèg ës een oïjtzoïjperskaffee - 'k Oop da diëj van mij dââ nooëtofvazzeleïjve binne gââ, zeeker ni as em zjeüst zen pree getrokken eïj! = Op de Rijweg is een kroeg waar meisjes drinken op kosten van de mannen. Hopelijk gaat mijn echtgenoot daar nooit iets drinken, zeker niet als hij net zijn loon gekregen heeft!
oïjtzwisse ww, verv: zwis oïjt - zwiste[n] oïjt - oïjtgezwist 1. Uitzwieren, centrifugeren, water onttrekken door gebruik te maken van centrifugaalkracht. 'k Ëm de salâât oïjtgezwist deur ëm in nen antdoek te doen, èn dââ më rond te zwiere. = Ik heb de salade gedroogd door hem in een handdoek te doen en daarmee een ronddraaiende beweging te maken. De was ës âân't oïjtzwisse. Dèn kan ek ëm sebiet oepange[n] oem te drooëge. = De was is aan het droogzwieren. Dan kan ik het wasgoed seffens ophangen om te drogen.
|
Laatste wijziging | 26-06-2008 - Toevoegen afbeeldingen 10-05-2008 - Toevoegen afbeeldingen 24-02-2007 - Omzetting naar nieuwe stijl |