|
tiëjne ww, verv: tiëjn - tiëjnde - getiëjnd 1. Stappen, zich lopend verplaatsen, voorzichtig lopen. [>Nl. tenen] 'k Aa gezeïj dat em vandââg zeeker ni te lâât mocht komme, en jââ zënne... dââ kwam em al âângetiëjnd! = Ik had hem gevraagd om vandaag zeker niet te laat te zijn, en ja hoor... daar kwam hij al aangestapt! 'k Aat kunne paaze dattem iet nooëdech aa! Oep zen kaassevoete kwam em âângetiëjnd, zënne! = Ik had het kunnen verwachten, dat hij iets van me verwachtte! En ja hoor... heel voorzichtig kwam hij naar me toe.
tiere ww, verv: tier - tierde - getierd 1. Geaard zijn, in een zekere toestand zijn, een zekere afloop hebben, zich aanstellen, misbaar maken. Nââ wie da diëj klaane tiert, da weete'kik toch ni, zënne! = Op wie dat jongetje lijkt, weet ik echt niet hoor! Onzen Tonnie tiert miëjr nââ ze vââder, mââr onze Zjos da zèn ekik persies. = Onze zoon Tony lijkt erg op zijn vader, maar onze zoon Jos lijkt als twee druppels water op mij.
2. Zich goed voelen, zich thuis voelen, ergens wennen. 'k Zèn testrak de Zjulbèèr èn eule Trèès teege 't lijf gelooëpe. Ze zëgge da ze 't ginder in Canada goed ëmme, mââr ik von toch dat Trèès ginder persies ni zooë goe tierde. = Daarstraks heb ik Gilbert en Theresia ontmoet. Ze zeggen dat ze het goed stellen in Canada, maar ik heb toch een gevoel dat Theresia zich daar niet zo kan wennen.
tijïng zn (een), mv: tijïnge 1. Tijding, bericht, boodschap, nieuws. [>Nl. tijding] M'ëmme tijïng gat dad onze Frans nââ de klinik moet oem zen ôôre te lââte trëkke. = We hebben het bericht gehad dat Frans (=familie) zich mag aanbieden in het hospitaal om de aderspatten op zijn benen te laten behandelen. Ëdde na al tijïng gat van de garaasj dad aale nieven ottoo binnen ës? = Heb je nu al bericht gehad dat jullie nieuwe auto in de garage geleverd werd?
tikker zn (nen), mv: tikkers - verklw: tikkertsje (een) 1. Letterlijk: iets wat tikt. Veu da'k gâân slââpe zët'ek mijnen tikker oep zeeven iere. = Voor ik 's avonds in bed ga, stel ik het alarm van de wekker op zeven uur af. Et âân zene[n] tikker ëmme. = Hartklachten hebben.
tipsjal zn (nen), mv: tipsjals - verklw: tipsjalleke (een) 1. Tamelijk grote sjaal, in de vorm van een driehoek. De sjaal wordt meestal zo gedragen dat de punt of den tip van de driehoek op de rug hangt. In den oïjtkomme kinde 's ââves nog nen tipsjal gebroïjke. = In het voorjaar is het 's avonds vaak fris genoeg om een sjaal te dragen.
titse ww, verv: tits - titste - getitst 1. Heel zachtjes of lichtjes tegen iets tikken, iets kort aanraken. E[n] eïj rèzzekes teege da murreke getitst, mââ jââ... 't lag toch oemvèèr! = Hij heeft het muurtje amper aangeraakt, maar toch is het omgevallen!
tittantolleke zn (een), =verklw, mv: tittantollekes 1. Troetelnaampje. Sëch tittantolleke, komt teege grooëtemoe ës zëgge wa'da'che in de papschool geliëjrt ët. = Kom lieveling, vertel eens tegen grootmoeder wat je in de kleuterklas hebt geleerd.
2. Pet met twee oorlappen in bolvorm. A't vriest da't krokt kunde beïjter een tittantolleke[n] oepzette. = Als het hard vriest, kan je beter een pet met oorbeschermers dragen.
|
Laatste wijziging | 12-07-2008 - Toevoegen afbeeldingen 10-05-2008 - Toevoegen afbeeldingen 24-02-2007 - Omzetting naar nieuwe stijl |