Binding van Alfred Ost met Willebroek,
Mechelen en Zwijndrecht
Toen wij in oktober 1977, naar aanleiding van
de ‘Tentoonstelling Alfred Ost’, die op initiatief van de gemeentelijke
Culturele Raad van Willebroek in samenwerking met het gemeentebestuur
werd opgezet, de opdracht kregen, om naar het verleden van Alfred
Ost (1884-1945) te speuren, aangezien die, naar zeggen van Frans
Mertens, in Willebroek had gewoond, zijn wij op zoek gegaan en kwamen
wij tot de verrassende bevinding dat Isidoor Ost (° Mechelen 1847),
die met Barbara Hamendt (° Rupelmonde 1846) gehuwd was, inderdaad
jarenlang aan de Kasteelstraat nummer 11 (nu Torenstraat), woonachtig
was geweest.
Hij werd, op 14 mei 1892, in de Willebroekse bevolkingsregisters
ingeschreven. Hij betrok het huis op de hoek van de Kasteelstraat
(nu Torenstraat) en de Groene Laan.
Dit huis werd later, door de hulp van ereschepen
Jules Borghijs - een schoolvriend van Alfred - alsmede via de
onthullende brieven, die ons door
Fernand Ost, de zoon van Urbain, ter hand werden gesteld, geïdentificeerd
als het huis waarin zich gedurende lange tijd de kantoren van de
vroegere brouwerij De Jonghe-Erix hebben bevonden.
Alfred Ghislain Marie-Joseph Ost stond van zijn
achtste tot zijn achttiende jaar in Willebroek ingeschreven.
Hij krabbelde daar, in die heerlijke sfeer van
water en wind en trekkende paarden, zijn Vaartland bij mekaar.
Hij tekende er, op 20 december 1893, zijn Plan
du Canal.
Hij moest nog tien jaar worden, maar toen al waren
er dat inzicht en die visie, die de geboren kunstenaar in hem lieten
vermoeden.
...
Hij liep er, drie jaar lang (van 1892 tot 1894),
naar de gemeentelijke jongensschool, waar Guillaume Wagemans de
‘bovenmeester’ en August Emmers, Florimond Pauwels en Alfons Van
Deursen de andere ‘meesters’ waren.
...
In 1895 vertrok Alfred naar de kostschool ‘Institut
Saint Berthuin’ in Malonne bij Namen. Hij zou daar tot in 1898 blijven.
Hij was er, samen met zijn broer Urbain, die altijd
‘de helpende hand’ voor zijn dromende geest zou blijven.
Van in 1898 tot in 1901 verbleef Alfred Ost in
Hoogstraten in het Klein Seminarie, al was hij dan reeds bezeten
van de kunst en van de ‘volkse kunde’ die hij, tijdens de vrije
dagen in Willebroek, extra verzorgd wilde beleven.
"Wil alsjeblieft zo goed zijn, Paken"
vraagt hij in een niet gedateerde brief aan zijn vader, "van
een kleine witte laag te leggen op enkele kleine platen, waarvan
ge de grootte wel weet. Ook op deze die ik al begonnen ben, teneinde
een of ander mooi zicht van de buiten te maken"
...
Lees meer op de website hieronder vermeld
Bron: Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
- Kunsttijdschrift Vlaanderen, jaargang 33 - 1984 (zie link hieronder)
|