Onderstaand relaas doet de ronde (met de vraag of dit 100% klopt):
Rond mei 1943 vraagt de firma Vigafran een afwijking aan voor
verhoging van de drijfkracht (elektrische stroom) naar een vermogen
van 35 PK. Dit werd echter geweigerd, en er werd een maximum
van 15 KW toegestaan en geïnstalleerd, voldoende voor een vermogen
van 20 PK.
Via het verzet wordt aan François De Laet, Albert en Désiré Mees
gevraagd om deze stroomlevering zoveel mogelijk te saboteren.
De gebouwen van Vigafran waren vroeger eigendom van de Amelit
Fabrieken van de familie Amelinckx (zie hierboven). Die fabriek
was aangesloten op een hoogspanningscabine van 10 kVolt met een
transfo van 150 KVA. Nadat Amelit bankroet ging, werd de volledige
hoogspanningsinstallatie afgebroken. De hoogspanningskabels van
10 kVolt bleven echter in de ondergrond zitten (over een lengte
van 35 m onder een betonplaat van 70 cm dik).
Hogergenoemde installateurs kapten de uiteinden van de stroomkabels
af en vernietigden die verder door er water over te gieten. Ze dekten
de plek af met hout om de "sabotage" niet te snel te ontdekken.
Daarna ging Vigafran in productie: kasten voor de Wehrmacht,
stenen, en ze richtten ook de Herla-fabriek op. De zekeringen -
voorzien voor 60A - sprongen het ene na het andere. Het ging zo
snel, dat de voorraad nieuwe zekeringen al vlug uitgeput was. Er
werden smeltloden gemaakt die minder stroom verdroegen dan de vereiste
60Amp, die op hun beurt door Vigafran "verzwaard" werden.
Om toch te voorkomen dat de productie op volle toeren zou kunnen
doordraaien, werden ook de zekeringen in de elektriciteitscabine
in de Pastorijstraat "aangepast". Gevolg was dat ook de
wasserij van Pol Van Neck regelmatig stil viel.
Vigafran geeft opdracht om de bestaande stroomkabels uit te testen.
Het resultaat van de meting bewijst dat de kabels in heel slechte
staat zijn. De kabels worden uiteindelijk van onder het beton weggehaald
(werken klaar op 15 juli 1944). Een tweede test toont aan dat alleen
de (gesaboteerde) uiteinden slecht waren. Door de eigenaars (Victor,
Gaston en François Baeken) wordt opdracht gegeven een nieuwe kabel
in een speciaal daarvoor aan te leggen betonnen goot te plaatsen.
Het werk zal echter nooit worden uitgevoerd.
Van 7 mei 1943 tot en met de aftocht van de Duitse bezetters,
werd de installatie nooit hersteld. Elke zekering die het begaf,
had als gevolg dat de fabriek een half uur stil werd gelegd. Er
kon ook maar gerekende worden op een vermogen van max 15 KW (= 20
PK), terwijl er gerekend werd op 75 KW (=100 PK).
Albert Mees woonde in Willebroek en was cabine-overste van de
Elektriciteitsmaatschappij van Noord België (ENB). Voor zijn werk
als spion en weerstander kreeg hij de Leopold II orde, een zilveren
medaille met een gulde stree en een Oorlogsmedaille van Engeland
(War Medal).
Désiré Mees werd geboren in Willebroek en sneuvelde op 4 september
1944.
Erla was een Duits bedrjif, gevestigd in de Minerva-fabrieken
in Mortsel. De burelen waren gevestigd in de
IJzerenwegstraat
nr. 11.
Bron: TS-VRTL (2018 - nr. 2, 2013 - nr. 3, René
Pattyn), Albert Mees
|