Introductie
 
Algemene info
Links
 
Bevolking
Geboorte / Dopen
Huwelijk
Kadaster & Eigendommen
Kiezerslijst
Notariaat / Schepenaktes
Overlijden / Begrafenis
 
Info Geschiedenis

Spaanse periode | Oostenrijkse periode | Brabantse Omwenteling | Franse periode | Nederlandse periode | België

 

 

Het is nodig de recente geschiedenis van de Lage Landen te kennen om een stamboom beter te begrijpen.

Daarom deze korte geschiedenisles.

 

De Spaanse periode

Tot 1550 vormden de Nederlanden een losse verzameling van eeuwenoude gewesten. Het gebied was zowel oostelijk als zuidelijk groter dan de gebieden die nu België, Nederland en Luxemburg vormen. In de loop der tijden is nogal wat grondgebied verloren gegaan.

 

Keizer Karel V deed afstand van de troon in 1555 en werd opgevolgd door zijn zoon Filips II van Spanje. Al vrij snel ontstond een jarenlange strijd tegen de Spaanse Kroon en opstandelingen uit de Nederlanden. Deze strijd, de Tachtigjarige Oorlog, werd door twee factoren veroorzaakt: uitbuiting door de Spaanse heersers en de opkomst van het Calvinisme. Verspreide armoede, de instelling van nieuwe staatsstructuren door de Spanjaarden en nieuwe bealstingen, o.a. de Tiende Penning, brachten verzet teweeg. In deze omstandigheden vonden de predikers van het Calvinisme, die soberheid en rechtvaardige verdeling van de goederen in christelijke zin predikten, ruim gehoor bij de bevolking.

 

Een deel van de bevolking van de Lage Landen uit alle rangen van armen tot edellieden, stonden op tegen het beknellende Spaanse regime. Dat waren vooral Calvinisten, die om economische of godsdienstige redenen naar het noorden waren uitgeweken. Zij schaarden zich achter Willem van Oranje-Nassau, die ook Willem de Zwijger werd genoemd. Onder Willem vormde zich geleidelijk een eenheid van Noord-Nederlandse gebieden, die uiteindelijk leidde tot de Republiek der Verenigde Nederlanden.

 

De vonk in het kruitvat was de Beeldenstorm (1566), die zich vanuit Steenvoorde als een vuur verspreidde tot in Groningen toe. In kerken en kloosters brachten benden vernielingen toe. Het was een uiting van verzet tegen de katholieke Spaanse kroon, die zich met haar inquisitie nog hatelijker maakte. Opeenvolgende Spaanse legeraanvoerder (waaronder Alva en Farnese) poogden de opstandelingen op de knieën te krijgen.

 

In feite was de Tachtigjarige Oorlog een aaneenschakeling van grote en kleine oorlogjes, door al dan niet goed bewapende legereenheden en benden gevoerd. Het ging er meestal om steden te veroveren, te heroveren en te bezetten. Het Spaanse leger bestond uit een kern van geharde Spaanse soldaten, de tercios, dat werd aangevuld met grote aantallen huursoldaten: Duitsers, Tirolers, Walen... Door de slechte financiële situatie van de Spaanse kroon ontstonden er meer dan eens massale muiterijen onder de onbetaalde soldaten.

 

Door het oorlogsgeweld trokken duizenden uit het zuiden weg naar het noorden van de Nederlanden. Daaronder bevonden zich veel kooplui, die kennis, rijkdom en vaardigheden meebrachten. Terwijl het zuiden leegbloedde, kende men in het noorden een nieuwe bloei.

 

De tachtigjarige periode van onrust, strijd en plunderingen kende maar één onderbreking van enige duur: het Twaalfjarig Bestand (1609-1621). Toen regeerden de aartshertogen Albrecht en Isabella, dochter van Filips II. Zij had de Nederlanden als bruidsschat van haar vader gekregen. Als ze echter kinderloos zou blijven - wat inderdaad gebeurde - dan zouden de Lage Landen terug onder Spaanse heerschappij komen. In 1621 begonnen de gevechten en schermutselingen opnieuw met volle inzet. Ook toen waren de krijgslieden geen lammetjes. Van de boeren werd hooi, haver, proviand en onderdak geëist. Plundering, verkrachting en brandstichting waren geen uitzondering.

 

In 1648 stelde het Verdrag van Münster een einde aan de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648).

 

Gedurende een twintigtal jaren na het Verdrag van Münster kende men een zekere rust. De mensen konden met enige hoop op welslagen de hand aan de ploeg slaan, en hun werk in vrede voortzetten. Maar er kwam opnieuw krijgsgeweld in 1667. Ditmaal was het de Franse koning Louis XIV die aanviel.

 

Het was Louis' politiek om Frankrijk te beveiligen door natuurlijke grensen (Rijn, Maas en Schelde). Onze bevolking, materieel en geestelijk uitgeput, was niet op strijd belust. Wanneer de Franse veldheer Turenne naderde, openden de steden hun poorten. De volledige bezetting van de Zuidelijke Nederlanden door de Fransen duurde van 1702 tot 1706.

 

Dan moest de Franse bezetter het veld ruimen. Maar het verdwijnen van de Franse troepen betekende nog geen vrede. De Spaanse Successie-Oorlog werd ten dele in onze contreien uitgevochten tussen Louis XIV en de bondgenoten Engeland en de Republiek der Verenigde Nederlanden, de Duitse adel en Oostenrijk.

 

Karel II, koning van Spanje en laatste der Spaanse Habsburgers, stierf in 1700 zonder afstammelingen na te laten. Hij had per testament zijn rijk - waaronder nog steeds de Zuidelijke Nederlanden - toegewezen aan Filips van Anjou, een kleinzoon van Louis XIV. Daarmee ging de Oostenrijkse, Habsburgse keizer Leopold I niet akkoord. Er kwam dus een nieuwe oorlog, ondermeer in Brabant en Henegouwen. Uiteinde werd vrede gesloten in Utrecht in 1713.

 

De Oostenrijkse periode

De Spaanse Nederlanden kwamen onder de Oostenrijkse kroon in 1714. Keizer Karel VI regeerde over onze streken. Er werden gouverneurs-generaal aangesteld, die plaatselijk de macht uitoefenden. Als eerste kwam prins Eugeen van Savoie naar Brussel. Hij was wegens zijn hooghartige houding en geldzucht alles behalve geliefd. Hij werd in 1724 vervangen door Maria-Elisabeth, de zuster van de keizer.

 

Zij voerde een wijs beleid en zorgde voor handel en nijverheid, zodat de bevolking zich stilaan met het Oostenrijkse regime kon verzoenen. Het nieuwe bewind bracht meer zekerheid en orde op zaken. De mensen trouwden vroeger, de vrouwen kregen vroeger kinderen en er kwam een opmerkelijke toename van de bevolking. Er was dus meer behoefte aan en vraag naar voeding, dus steeg de graanprijs. De Oostenrijkers bevorderden de landbouw. Nieuwe culturen kwamen op gang: aardappelen, boekweit, klaver, tarwe en tabak.

 

De Zuidelijke Nederlanden waren nochtans aan heel wat beperkingen onderworpen. Ingevolge het ten stadhuize van Antwerpen in 1715 gesloten verdrag - het zgn. Barrièretractaat - tussen Karel VI van Habsburg en de Staten-Generaal van de Republiek der Verenigde Nederlanden, moest ons land Hollandse troepen in meerdere steden inkwartieren, een aantal schuldvorderingen afbetalen en voor elke handelspolitieke beslissing die Holland of Engeland raakte hun toestemming vragen. De Schelde bleef gesloten voor de scheepvaart.

 

De Oostenrijkse Periode werd onderbroken door een Franse inval en bezetting. In 1740 overleed Karel VI en zijn dochter Maria-Theresia volgde hem op. Dat was niet naar de zin van de Fransen. Louis XIV was reeds in 1715 gestorven. De opvolger op de Franse troon was zijn achterkleinzoon, Louis VI. Die was echter nog maar vijf jaar oud, en derhalve werd de regering tot 1741 waargenomen door opeenvolgende regenten.

 

Intussen werd in Oostenrijk strijd gevoerd over de troonopvolging. Beieren, Saksen en Pruisen betwistten de opvolging door Maria-Theresia. De Franse koning koos de zijde van die staten en trachtte opnieuw de Zuidelijke Nederlanden in te palmen. In 1741 voerde Louis XV daar zijn troepen aan. Zij bezetten ons land tot begin 1749. Tenslotte werd de troon definitief aan Maria-Theresia toegekend. Zij zou lang regeren: tot 1780.

 

Van haar wordt geschreven dat zij met de hulp van bekwame ambtenaren werkte aan de verbetering van de bestuurlijke methodes en dat ze een politiek voerde die gericht was op economische opbloei. Ze vermeed bruuske ingrepen, in tegenstelling tot haar zoon en opvolger, Jozef II.

 

Na de dood van haar man (Frans I) in 1765 liet Maria-Theresia haar zoon - onder haar controle - deelnemen aan het regeringswerk. Als moeder van zestien kinderen kon ze zeker hulp gebruiken, zelfs als keizerin. Als gouverneur-generaal benoemde ze haar schoonbroer Karel van Lotharingen. Hij werd de meest populaire van alle Oostenrijkse landvoogden.

 

Als voorbeeld van bestuurlijke maatregelen onder dit Oostenrijks bewind geldt ondermeer dat de huwelijkswetgeving en het desbetreffende procesrecht aan de Kerk werd onttrokken. De Staat, waarvan de centrale administratie in Brussel was gehuisvest, reglementeerde de activiteiten van de clerus in het bijhouden van registers van burgerlijke stand bij geboorte, huwelijk en overlijden. Uit deze tijd dateren ook volkstellingen, tolstatistieken, industrietellingen en topografische kaarten.

 

Het wegennet werd uitgebouwd met kasseiwegen, zodat in 1780 de Zuidelijke Nederlanden het dichtste verkeersnet ter wereld hadden. Leuven had daarin een centrale plaats.

 

Keizering Maria-Theresia overleed in 1780. Ze werd opgevolgd door haar zoon Jozef II. Hij was een eigengereid man, doordrongen van de toen moderne ideeën van het rationalisme, de zogenaamde Verlichting. Hij had goede bedoelingen, zoals de uitbreiding van de rechten van de "derde stand" (het gewone volk) en de afschaffing van de privileges van de adel en de hogere geestelijkheid.

 

Hij ging echter te ver en liep te snel van stapel: hij liet 163 contemplatieve kloosterinstellingen sluiten. Die waren volgens hem nutteloos voor Kerk en Staat. op een radicale, bruuske manier, zonder respect voor lang bestaande toestanden en personen in functie, legde hij zijn onderdanen zijn nieuwe ideeën op. Hij reglementeerde bijvoorbeeld ook processies en kermissen en hervormde de Leuvense universiteit. Kortom, hij bemoeide zich met alles en nog wat, en kreeg dan ook de schimpnaam van keizer-koster.

 

Hij kreeg af te rekenen met studentenprotest en verzet van de bevoorrechte standen: de adel en de geestelijkheid. Ook de opkomende democratische ideeën werkten een algemene weerstand op tegen het regime. Toen op nieuwjaarsdag 1787 weer nieuwe hervormingen werden aangekondigd, stak een vorm van protest op, vooral in Brabant. Op dat moment waren als landvoogden aangesteld: Christina (de zuster van de keizer) en haar echtgenoot Albert.

 

De Brabantse Omwenteling

Uit vrees voor een ernstige crisis gaven zij toe aan de opstandelingen en trokken de maatregelen in. De keizer was woedend. Hij riep de landvoogden terug en stelde de hervormingen opnieuw in. Er kwam een strenge repressie van de opstand. Dit viel natuurlijk niet in goede aarde. Het verzet werd in stilte georganiseerd door Van der Noot en Vonck. Net over de noordergrens (in Nederland, toen de Verenigde Provinciën) werd een vrijwilligersleger samengesteld. In 1789 lukte het dit legertje van ongeveer 3000 mannen, onder leiding van Van der Mersch, de steden Turnhout, Gent, Sint-Niklaas en Brussel te veroveren.

 

Deze Brabantse Omwenteling had geen duurzaam gevolg. Het verzet viel in duigen, vooral door onderlinge twist tussen de aanhangers van Van der Noot (de katholieken) en Vonck (de democraten, voorstanders van de Verlichting. De opvolger van de in 1790 overleden Jozef II, zijn broer Leopold II, herstelde het bewind door troepen te sturen.

 

Maar intussen rommelde het in West Europa. Op 14 juli 1789 hadden de Franse burgers de staatsgevangenis, de Bastille, ingenomen. Dat betekende het begin van de Franse Revolutie, die verstrekkende gevolgen zou hebben voor de levensomstandigheden van onze voorouders. De Franse revolutionairen hadden Louis XVI van de troon gestoten - en later onthoofd - en de Franse Republiek gesticht. In november 1792 vielen ze de Oostenrijkse keizer en zijn bondgenoten aan. Ons land werd gedurende een half jaar bezet. De Fransen werden dan wel op hun beurt in 1793 verslagen, maar in 1794 kwamen ze definitief terug. Dit keer voor een twintigtal jaren.

 

De Franse periode

De republikeinen waren alles behalve vriendelijk. Hun volkscommissarissen en regeringsagenten plunderden het land. Grondstoffen en fabrikaten, kunstschatten uit kerken en kloosters, werden naar Frankrijk weggevoerd. De bevolking kreeg een oorlogsbelasting opgelegd. Papieren geld (assignaten) werd ingevoerd, in ruil voor goederen en munten van edel metaal. De gronden - het zgn. zwart goed - werd staatsbezit. Op 1 oktober 1795 werden de voormalige Oostenrijkse Nederlanden bij de Franse Republiek aangehecht.

 

De inlijving bij Frankrijk in 1795 had voor gevolg dat heel de oude bestuursvorm (het Ancien Régime) werd afgeschaft. Vanaf de Franse Tijd werden alle geboorten, huwelijken en overlijdens ten stadhuize opgeschreven.

Voordien was dit de taak van de pastoors geweest, die eeuwenlang de dopen, huwelijken en begrafenissen hadden genoteerd.

 

Maar de Fransen gingen verder: in 1796 werden de meeste reguliere orden en kloosters afgeschaft. De kerkelijke goederen werden in beslag genomen. In september 1797 werd de wet afgekondigd dat alle priesters een eed van haat aan het koningdom en getrouwheid aan de republiek moesten afleggen, zo niet zouden zij vervolgd worden en met verbanning gestraft. Anderen leefden ondergedoken.

 

Er groeide verzet tegen de Franse overheid en haar troepen. Op 5 september 1798 vaardigde de Republiek de beruchte conscriptiewet uit: alle jongens van 20 tot 25 jaar werden opgeëist om in het Franse leger te dienen.

In vele Brabantse dorpen ontstond weerstand. Het was al eeuwen geleden dat de legerdienst nog verplicht was geweest. De vorsten hadden steeds hun eigen troepen betaald of huurlingen aangeworven. Vooral voor de verarmde boerenbevolking betekende de conscriptie een zware belasting. Gewapend verzet kwam tot stand onder leiding van boerenleiders zoals Corbeels en Heylen. Vele parochieregisters en documenten die door de Fransen gebruikt zouden kunnen worden, werden vernietigd. In het hele land werd de Boerenkrijg echter vrij snel onderdrukt...

 

Ons land werd in negen départements ingedeeld. Het geheel werd Les départements Réunis genoemd. Brabant werd in twee gedeeld: het departement der Twee Neten, en dat van de Dijle. Deze indeling vormde de basis voor de latere verdeling van België in negen provincies.

 

De Fransen regeerden verder. Napoleon werkte zich op van petit caporal tot keizer (1804). Hij moest het tegen de Europese geallieerden een eerste keer afleggen in de slag bij Leipzig en werd in 1814 naar Elba verbannen. Een jaar later keerde hij echter terug naar Frankrijk en vormde een legermacht die in 1815 te Waterloo verslagen werd door een verbond van Europese legers. Napoleon werd verbannen naar Sint Helena.

 

De Nederlandse periode

Alle "Belgische" gebieden werden onder de Nederlandse kroon geplaatst. Daarover besliste het Congres van Wenen: we werden bij de Nederlanden gevoegd in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Koning werd Willem I van Oranje, die in het noorden als soeverein regeerde. De Brusselaars vonden de nieuwe heerser een krenterige Hollander, die in België voor koning kwam spelen.

 

De nieuwe verenigde staat moest volgens de overwinnaars van Waterloo een krachtige, moderne staat vormen, een buffer die nieuwe veroveringsplannen van Frankrijk of wie dan ook in de kiem zou smoren. Willem I voerde een beleid dat gericht was op de ontwikkeling van handel en nijverheid, waar ook de landbouw wel bij vaarde.

 

Hij bevorderde het Nederlands als de officiële taal van het noorden. Daardoor haalde hij de tegenstand van de franstaligen en van de Vlaamse burgerij op de nek. Vergeten we niet dat reeds onder de Oostenrijkers de taal van de hogere klassen van de bevolking en het bestuur het Frans was geweest. Ook de Fransen hadden uiteraard zeer sterke druk uitgeoefend om het Frans te propageren, onder andere door de hervorming van het onderwijs.

 

België

In 1829 / 1830 was de winter lang en streng, wat een slechte oogst voorspelde. De prijzen stegen en de sociale onrust nam toe. Voor maandag 23 augustus was een groot vuurwerk aangekondigd, ter ere van de verjaardag van de koning.

De volgende dag zou het feest doorgaan met een feestelijke verlichting. Maar het feest - dat 7000 gulden zou kosten, terwijl er werkloosheid en armoede was - werd afgelast. In Brussel circuleerden revolutionaire pamfletten...

De opstand, die op 25 augustus 1830 door de burgerij werd uitgelokt, eindigde met de onafhankelijkheid van België. De nieuwe natie werd bevestigd door de naburige grootmachten. Dat kon zelfs de Tiendaagse Veldtocht van de Nederlanders niet verhelpen. Na de installatie van een voorlopige burgerregering deed op 21 juli 1831 onze eerste koning, Leopold I van Saksen-Coburg, zijn intrede in De Panne.

 

Samengesteld door Georges Brems & Bert Vleugels

 

 

Laatste wijziging 26-05-2013 - Menu aanpassen (verwijderen links naar woordenboeken)
12-05-2013 - Verwijderen menukeuze "Varia"
11-02-2007 - Omzetting naar nieuwe stijl