|
Een eerste aanzet vind je in het eigen familiearchief. Meestal bestaat er wel een schoendoos met foto's, rouwbrieven en doopkaartjes. Die documenten beschrijven de laatste 2 à 3 generaties.
Men moet tot vóór 1906 in de geschiedenis kunnen teruggaan. De aktes van 1907 tot nu zijn nl. nog niet vrijgegeven, omdat ze beschermd zijn door de wet op de privacy.
de Burgerlijke Stand | de Parochieregisters | de andere bronnen
Burgerlijke StandDe Burgerlijke Stand bevat aktes van de periode 1796 tot 1900. In principe moet men ze kunnen raadplegen op de gemeentenhuizen. Door toepassing van de Franse wetgeving in België - ná de Franse Revolutie en de verovering van de Nederlanden - moet sedert juni 1796 elke gemeente lijsten bijhouden van haar burgers. Dit wordt nog steeds gedaan door ambtenaren.
Er zijn vier soorten akten:
Men vindt op de gemeentehuizen echter ook aktes van echtscheiding, adoptie, erkenning van natuurlijke kinderen en wettiging.
Bij de huwelijksaktes hoort een bundel bijlagen, waaronder een afschrift van de geboorteakte van bruid en bruidegom, geboorte en/of overlijdensakte van de ouders, en eventueel een militiegetuigschrift en akten van toestemming of verzet. Er moeten ook steeds getuigen aanwezig zijn bij het opstellen van een akte. Deze getuigen hoeven niet noodzakelijk familieleden te zijn. Bij de huwelijksaktes tekenen echter meestal wél familieleden, vermits het om een op voorhand geplande gebeurtenis gaat.
Overlijdens worden meestal door de echtgenoot of door het oudste kind aangegeven, geboortes door de vader. Een meter en peter zijn meestal uitsluitend aanwezig bij het eventuele doopsel.
De registers van de burgerlijke stand worden in dubbel opgemaakt en per 31 december van elk jaar door de ambtenaar afgesloten. Elk jaar maakt de gemeente ook een index van alle akten. Eén exemplaar wordt bewaard in het archief van de gemeente, het andere wordt neergelegd op de griffie van de rechtbank van Eerste Aanleg.
Om de tien jaar maakt de hoofdgriffier van de rechtbank een index op alle akten van de voorbije tien jaar. Een exemplaar wordt aan de gemeente overgemaakt. Vooral de oudere indexen zijn niet helemaal te vertrouwen: er komen nogal wat fouten in voor. Sommige lijsten zijn niet alfabetisch gerangschikt.
In de rijksarchieven bewaart men een dubbel van alle aktes en indexen, die in principe toegankelijk zijn voor iedereen. De meeste documenten worden op microfilm gezet.
Sedert 1847 wordt in elke gemeente bovendien een lijst bijgehouden van alle (levende) inwoners, gerangschikt per straat of district, het bevolkingsregister. Deze zijn het resultaat van tienjaarlijkse volkstellingen. Ook deze lijst wordt na 100 jaar aan de rijksarchieven ter inzage van het publiek overgemaakt. Voor de periode van 1797 tot 1847 komen eveneen bevolkingsstaten voor.
Voor de datums in aktes van de vroege Burgerlijke Stand werd meestal de Franse kalender gebruikt. De nieuwe kalender werd in oktober 1793 door de Convention Nationale aangenomen, met terugwerkende kracht vanaf 22 september 1792. Na de Revolutie was immers een nieuwe tijd aangebroken. Men wou al de oude kerkelijke gebruiken terzijde schuiven.
Het nieuwe jaar (te beginnen van I) zou 12 maanden tellen, met elk 30 dagen, en op het einde van het jaar volgden nog 5 jours complémentaires. Maandnamen zoals Frimaire, Germinal en Fructidor vervingen de oude namen. In plaats van bijvoorbeeld 23 februari 1799 vermeldt een akte dan 5 Ventose VII.
In december 1805 werd de Gregoriaanse kalender terug ingesteld, zoals we die heden nog kennen.
ParochieregistersDe parochieregisters werden door de plaatselijke priesters opgemaakt. Zij noteerden doop, communie, huwelijksbelofte, huwelijk en begrafenis van hun dorpsgenoten. Deze aktes behandelen de periode tussen 1600 en 1796, maar vele parochies beschikken al over gegevens vanaf 1550. Reeds in 1411 worden de priesters door de bisschop van Nantes aangemaand doopregisters bij te houden. Pas ná het Concilie van Trente (1563) wordt de regel algemeen opgelegd.
Het merendeel van de oude aktes is in het Latijn opgesteld. De inhoud is niet aan regels gebonden, zodat de ene pastoor (of koster) veel, en de andere weinig gegevens vermeldt. Soms ontbreken interessante namen of data. De familienamen vertonen veel variante schrijfwijzen en worden vaak ver-Latijnst.
Dopen, kerkelijke huwelijken en begrafenissen worden ook nu nog door de Kerk bijgehouden. Deze registers hebben echter geen wettelijk karakter, maar kunnen bij gebrek aan andere informatie de vorser een
stuk op weg helpen.
Er zijn ook indexen ("klappers") op de oude parochieregisters gemaakt. Die werden pas na 1800 opgesteld, en behandelen dus aktes van een periode van meer dan 200 jaar. Deze indexen zijn niet erg betrouwbaar, onder andere omdat de ambtenaren die ze opstelden het oude schrift van de aktes slecht konden lezen. Sommige aktes werden zelfs overgeslagen of foutief gelezen.
Een aantal parochieregisters is samen met andere oude documenten verloren gegaan in de loop der jaren, vooral in de periode van de Boerenkrijg.
Andere BronnenOverige kerkelijke bronnen zijn o.a.: kerkrekeningen, rekeningen van de Tafel van de Heilige Geest, armenlijsten, registers van religieuze broederschappen...
Oude niet-kerkelijke archieven zijn onder andere de schepenakten, die allerlei gebeurtenissen in een dorp of stad beschrijven. Het gaat meestal over de verkoop van grond, uitspreken van straffen, innen van belastingen, aanduiden van voogden, aanstellen van bestuurders, enz...
Notarisakten en archieven van gilden zijn zeer interessant. Volkstellingen en haardtellingen uit de 16de en 17de eeuw zijn bewaard gebleven. Die hadden meestal tot doel belastingen te heffen op alle inwoners van een dorp, of bijvoorbeeld op het aantal dieren die ze bezaten.
De Rijksarchieven bewaren vele van deze documenten in dubbel, vaak ook op microfilm.
Voor lokale documenten kan men bij de respectievelijke stads- en gemeentearchieven informatie inwinnen. Sommige gemeenten hebben een goed gedocumenteerde archiefdienst, vaak ondergebracht in de openbare bibliotheken. Jammer genoeg zijn er nog steeds gemeenten die helemaal niet over een dergelijke dienst beschikken. Dan kan men eventueel bij de lokale heemkundige kring aankloppen.
"Moderne" bronnen zijn o.a.: militie-archieven, Franse volkstellingen en gedwongen leningen, notarisakten, conscriptielijsten, akten van het kadaster, kiezerslijsten, oude kranten en tijdschriften, inschrijvingen in scholen, zelfs telefoonboeken.
Er zijn uiteraard ook data van vóór 1550. Deze zijn echter niet algemeen. Meestal behandelen ze overdrachten van goederen of gronden, pachten, toekenning van rechten, processen, enz...
Is men van adel, dan is het mogelijk om nog veel verder de geschiedenis in te gaan.
Een genealoog stelt zijn voorouders niet beter voor dan ze écht waren. Misschien kwamen ze ooit in aanraking met de sterke arm der wet, of vochten ze ooit in één of andere vergeten oorlog aan de "verkeerde" kant? Misschien was onze betovergrootmoeder wel "in gezegende staat" bij haar huwelijk? De tijd heelt alle wonden, en dus kunnen we vanop een objectieve afstand het leven van onze voorouders samenstellen.
|
Laatste wijziging | 11-02-2007 - Omzetting naar nieuwe stijl |