1939
Jan Bogaerts werd op 26 juli 1911 te Willebroek
geboren.
Hij haalde de eerste prijs in de "Nationale
Wedstrijd voor Garnieren en Etalageschotels", die door de Antwerpse
Runds- en Varkensbeenhouwersbond ter gelegenheid van de jaarlijkse
veewedstrijden van Antwerpen werd ingericht, en waarvoor hem de
medaille van de Stad Antwerpen werd verleend.
Jan Bogaerts - die wij op de foto naast zijn "s(t)ierlijk"
meesterwerk zien - werkte vanaf zijn 19de jaar voor eigen rekening
in het in de August Van Landeghemstraat gelegen handelshuis, dat
momenteel door zijn zoon, "keurslager" Sylvain Bogaerts,
wordt bewoond.
Jan Bogaerts zelf was in Brussel op stiel geweest,
waar hij vol bewondering naar de bloemfiguren in gekleurd zagemeel
ging kijken, die toen dé bezienswaardigheid van de beenhouwerijen
uit de volksrijke centrumwijken van de hoofdstad waren. Rond 1936
begon hij ter plaatse te produceren om op die manier aandacht voor
zijn eigen zaak te krijgen.
Zijn eerste grote werk maakt hij in 1939 ten gerieve
van een tentoonstelling in Antwerpen. Hij maakte een stier in aanvalspositie,
die van natuurlijke grootte was en die volledig uit rundvet was
opgebouwd. Dit beeld - dat wij op de foto hervinden - werd
gemonteerd op een voetstuk dat was voorzien van houten rollen, die
dienden om het vervoer ervan te vergemakkelijken.
Jan Bogaerts heeft met die "rundvetrijke"
boetseerwerk zowel diploma's als eremetalen gehaald, al heeft hij
met zijn vee op de veeprijskampen even grote onderscheidingen laten
noteren.
Hij heeft les gegeven voor de Antwerpse Cursistenbond.
Hij boetseerde dieren en bloemenvazen. Hij maakte stippelwerk in
reuzel en hij garnierde vleesstukken en vogels.
Jan Bogaerts kweekte ook échte vogels, uit pure
liefhebberij. Hij had in zijn winkel een beo zitten, die hij Péke
had genoemd. Péke was in die winkel nodig. Hij was de vriend van
de klanten en van de kinderen, die hem rozijnen brachten en hem
zo aan de klap wisten te houden. Al sprak Péke ook zónder rozijnen
als er een klant binnenkwam. Dan floot en riep hij iemand om die
klant te bedienen en stelde hij hem ini plat Willebroeks de altijd
weerkerende vraag: "Wa moette gij hemme?"
Jan Bogaerts die als meesterlijke garnierder en
als onovertroffen boetseerder in runs- en varkensvet gekend stond,
heeft nooit echte navolgers gehad. Hij was op dit gebied de onovertroffen
grootmeester en hij bleef dat, tot op de dag waarop hij de beenhouwersbijl
in de handen van zijn zoon Silvain had gelegd.
Van toen af ging hij op lauweren van rundvet rusten.
Bron: "Kent u ze nog... de Willebroekenaars?"
(Karel De Decker, Edit. Europese Bibliotheek - Zaltbommel, NL, 1977),
foto ?
|