Maane (de)

1. Baatte een herberg uit op het Oud-Statieplein.

Maane Kwak

1. ???

Mank Sinaake

1. Dame die een winkel had in textielwaren, waarvoor ze vaak alleenrecht had om deze exclusieve merken te verkopen.

Manneke (et)

1. Zoon van de Klââs. Hij was wachter (portier) op het Fort van Breendonk.

Mans van de Kottee

1. Klein Willebroek???

Marja van den Èmpèrmëjaabelwinkel

1. Ze hield op de Dendermondsesteenweg een winkel open waar regenjassen werden verkocht.

Marjan va Sinaa

1. Dame die aan de Mechelse Steenweg op de hoek met het Sasplein een herberg uitbaatte met logement (de Hooiwagen).

Toen er een Chinese delegatie op bezoek kwam op de papierfabrieken van De Naeyer, logeerden enkele van deze mensen in het logement.

Meïjstroo Pippo di Anno

1. Als jonge knaap zong hij vaak en had niet veel aansporing nodig om te beginnen zingen. Vandaar de titel maestro.

Pippo is een veredelde vorm van piëjpeke (piepkuiken) dat aangeeft dat de maestro een afstammeling is van den Âân.

Mëlle van de Pap

1. Willebroekse dame die een café uitbaatte op de hoek van de Peïjperstrâât.

Haar zoon Zjèf van de Pap is gehuwd met een vrouw uit Antwerpen, die prompt Maria van de Pap werd genoemd.

Deze baatte een café uit op de Dendermondsesteenweg, en nog later een lozjemèntsoïjs in de Edward Anseelestraat.

Mènne (de)

1. Familie van Klein-Willebroek.

Mil van de Mot

1. ???

Molleke ('t) 1. Hier op de foto met Fintsje de Kookès. Hij had een bakkerij in de Emiel Vanderveldestraat, en werd door zijn zonen opgevolgd.

Mon van Piëjrekestront (-)

Zie: Piëjrekestront

Mops (de)

1. De familie had een zaak in manden en vlechtwerk.

De goederen werden per schip - de Mops - naar Antwerpen gevoerd.

De Mops was ook de bijnaam van de schipper.